Het vernieuwde 's Molenaars is zeker een aanwinst voor Alphen aan den Rijn.

Tim Coronel

Stennis met Dennis - Er is ingebroken in mijn huis!

Zwaar klote! Ik heb er geen andere woorden voor. De politie had al gewaarschuwd dat het dievengilde zeer actief is. Met name in de wijken Kerk en Zanen, het Groene Dorp en diverse straten in het centrum is het schering en inslag qua inbraken. Mijn buurman

Kijk, dat onverlaten ’s nachts in mijn huiskamer hebben gestaan, was tot daar aan toe. Dat de recherche hierna urenlang door mijn huis banjerde voor een sporenonderzoek, kon ik ook hebben. Net als het doen van de aangifte, een erg omslachtige en langdurige procedure. De noodzaak hiervan zag ik natuurlijk wel in. Maar dat vreemden mijn huis zijn binnengedrongen, kan ik niet verkroppen. Het allerergste vind ik dat er een aanslag is gepleegd op mijn gevoel van veiligheid: het gevoel dat je in je eigen huis niets kan gebeuren.

Die nacht werd ik wakker van gestommel. Ik dacht dat één van de kinderen moest plassen, maar omdat ik twijfelde, nam ik poolshoogte. De kinderen sliepen rustig en mijn vrouw was eveneens in dromenland. Waar kwam dat geluid dan toch vandaan? Ik spitste mijn oren en hoorde wat gekraak en gepiep. Mijn hart sloeg ineens dubbel zo snel. Van onder het bed pakte ik het object dat ik altijd als mijn voorzorgsmaatregel had beschouwd: een houten honkbalknuppel.

Bovenaan de trap luisterde ik verder, elk zintuig stond wagenwijd open. Ik hoorde gefluister. Ik wist het zeker. Zonder me ervan bewust te zijn dat ik daar in mijn Hema-slip stond, sloop ik de trap af. Ik liep op mijn tenen. Met elke stap kwam het geluid van fluisterende mannen dichterbij.

In de hal beneden bleef ik stilstaan en hield de honkbalknuppel in de aanslag. Ik observeerde de voordeur. Het haakje zat er nog op. Ik draaide naar de deur die de hal van de huiskamer scheidde en legde mijn oor ertegen. Ik kneep mijn ogen dicht en zuchtte diep zonder geluid te maken. Toen zwaaide ik de deur open en switchte de lichtschakelaar aan.

Pas later realiseerde ik me dat het een raar gezicht moet zijn geweest: een man, met gebloemde onderbroek aan (een Vaderdagcadeautje) en een honkbalknuppel dreigend vasthoudend.

Bij de televisie zag ik drie mannen staan, een blanke en twee donkere. Ze keken verschrikt op en lieten onmiddellijk vallen wat ze vasthielden. Ze stormden via de achterdeur naar buiten en ik zette manmoedig de achtervolging in, om het huis heen en de straat op.

De blanke man was duidelijk minder snel dan de andere twee en ik had goede hoop hem te grazen te kunnen nemen. Er zat een meter of dertig tussen ons en elke paar seconden werd de afstand tussen ons kleiner. De twee andere mannen waren uit het zicht verdwenen, maar dat interesseerde me niets. Als ik er maar eentje te pakken kon krijgen. Die zouden ‘we’ dan aan de tand voelen en dwingen de namen van zijn kompanen te verklappen.

De blanke rende de hoek om en was even uit het zicht. Toen ik de hoek om zeilde, zag ik dat hij op een wit paard was geklommen dat wegscheerde.

Dennis Captein